Toen ik een klein jongetje was, gingen we ieder jaar op wintersport. Mijn moeder is Zwitserse, dus was dat voor ons heel gewoon. We gingen naar kleine dorpjes op afgelegen plekken, sliepen bij de boer en aten bij de familie aan tafel. We mochten zelfs helpen bij het melken van de koeien. ’s Ochtends liepen we met de kinderen van het dorp met de skietjes onder de arm naar de skilift. We kregen een pakketje brood mee en deden de hele dag niets anders dan skiën. Voor de afwisseling sleedden we ook wel de weg af, gewoon tussen de auto’s en de trekkertjes door die naar boven reden. ‘s Avonds bij het haardvuur deden we spelletjes en luisterden we naar de verhalen van de boer.